Sep 9, 2021 8:30:26 AM
Vanwege het 60-jarig jubileum is het ErfGoed Magazine verschenen. Het interview met Alex de Jong en Hugo Paans is één van de artikelen.
Vaak hebben ze met hun bedrijf voor strategische keuzes gestaan. Hoe en waarmee gaan we verder? Iedere keer kwamen ze uit bij de grond als basis voor een succesvolle teelt. “Daar zijn we goed in. Dat zit echt in het DNA van ons bedrijf.” In gesprek met Alex de Jong en Hugo Paans over 60 jaar ErfGoed.
Aan tafel zitten twee heel verschillende karakters. Waar Hugo meteen kansen ziet, daar enthousiast over spreekt en het liefst direct aan de slag wil, is Alex degene die meer de rust en tijd neemt om een besluit te laten rijpen. Hugo is vooral de verkoper en de bedenker van allerlei innovaties. Alex geniet er van om ze in de praktijk te realiseren. “Het is heel prettig om die twee kanten binnen het bedrijf te hebben. We zijn altijd een goede
aanvulling op elkaar geweest.”
In 1958 begon Hans de Jong, de vader van Alex, als zelfstandig ondernemer. Hij hield zich vooral bezig met spitten, frezen en mest-rijden. Diensten die hij als loonwerker leverde aan met name tuinders. “In het begin had hij alleen een spade. Later kocht hij een tweewiel-spitter. Daar liep hij echt mee voorop. Ook schafte hij een kleine ploeg aan, die hij met een lier door de kas trok. Hij was altijd bezig met de vraag hoe hij het beter en efficiënter kon doen. Ook dat is een kenmerk van ons bedrijf.”
Ieder vrij uurtje was ik bij mijn vader te vinden, vertelt Alex. Als 14 jarige zat ik al op de trekker. Toen zat ik op de Lagere Technische School. Na de Middelbare Technische School ben ik fulltime bij mijn vader gaan werken. In september 1986 kwam Hugo op zeventienjarige leeftijd bij Hans werken. Alex zat toen nog op school. Hugo: “Ik had de Lagere Technische School gedaan. In de zomer na mijn examen werkte ik veel bij mijn oom die veehouder was. Ik had echt belangstelling voor dat beroep. Boer, dat wilde ik worden. Daarom ging ik naar de Landbouwschool. Toch had ik het daar met een paar weken wel gezien. Ik miste de vrijheid.”
Bij het arbeidsbureau lag een vacature van het bedrijf van Hans de Jong op hem te wachten. De trekkers bij Hans spraken de jonge Hugo wel aan. Alex: “Als je nu de foto’s bekijkt van die eerste trekker dan vraag je je af hoe je daar überhaupt op kon zitten.” Hugo: “De kassen waren in die tijd nog klein en laag en dan leek zo’n trekker natuurlijk al gauw heel groot.”
Elke morgen reed Hugo vanuit Gouda op zijn brommertje naar zijn werk. “Het was een heel oud beestje, dat nogal eens mankementen vertoonde. Maar Alex wist het ding altijd weer aan de praat te krijgen. De beide jongens hadden een klik en raakten steeds vaker met elkaar in gesprek over de toekomst van het bedrijf. Hugo: “We werden vaak verhuurd. Maar in de winter was er nauwelijks werk in de tuinbouw en dan liep ik soms een paar maanden in de WW. Daar wilde ik maar wat graag van af.” Alex: “We wilden vooral eigen werk hebben.”
Ondertussen werd in de omgeving van Waddinxveen een tuinbouwgebied ontwikkeld. Het werk kwam daarmee relatief makkelijk naar hen toe. “We hebben in die tijd allerlei dingen bedacht. Het werk veranderde ook. De komst van substraatteelt maakte het spitten meer en meer overbodig. Op die ontwikkelingen moesten we dus anticiperen. Egaliseren van de ondergrond werd een steeds groter onderdeel van het werk. Ook werd er een kasdekreiniger aangeschaft, om zo de vrijgekomen arbeid op te vullen. Samen met de leverancier hielpen de mannen dat systeem verder te ontwikkelen. “Daarmee liepen we binnen de sector voorop. We hadden dan ook heel veel werk. Overdag waren we aan het kilveren en ’s avonds waren we kasdaken aan het reinigen. We waren jong en enthousiast en pakten zo’n beetje alles aan.
Hugo: “Je plaatste die kasdekreiniger op een kap en dan ging dat apparaat aan de slag. Op het moment dat het terugkwam, was je inmiddels in slaap gevallen. De druppels die dan van het apparaat vielen, maakten je weer wakker en dan plaatste je het apparaat op de volgende kap.” Uiteindelijk hebben ze deze bedrijfsactiviteit verkocht aan een ander loonbedrijf. “Grond, de basis, daar ligt ons hart.”
Alex: “Mijn vader had naast het loonbedrijf ook een eigen kas van ongeveer 5.000 m² en een groot perceel buiten. Het was soms best puzzelen om alles goed te combineren. Als het in de kas druk was, was het dat ook vaak bij onze klanten. In 1992 besloten we daarom de activiteiten te splitsen. Hans ging verder met de kwekerij, terwijl wij ons op het loonwerk gingen richten.” Vanaf dat moment ging het loonbedrijf verder onder naam De Jong & Paans en kwam de groei er in. “We gingen zelfs adverteren, borden plaatsen bij klanten, en kregen daardoor ook werk in de rest van Nederland”.
Ondertussen bleken de jongens goed te zijn in het egaliseren van gravel. Ze legden zelfs tennisbanen aan. En dat trok de aandacht van de boomkwekerij. “Er waren kwekers die experimenteerden met een laagje lava onder hun gronddoek om zo overtollige giet- en regenwater af te kunnen voeren. Daar waren ze niet zo succesvol in. Ze zagen wat wij deden met lava en schakelden ons in. Daarmee is de basis van onze huidige teeltvloeren gelegd. In het begin ging het vooral om vloeren voor de ontwatering. Later werden het eb en vloed vloeren”
Ook in de tuinbouw werd geëxperimenteerd met het gebruik van lava. Dat deden de meeste tuinders zelf, maar niet altijd professioneel, zodat er lekkages ontstonden met alle narigheid van dien. “Wij deden het veel zorgvuldiger. We gingen ook heel anders naar de grondbewerking kijken, want daarmee leg je de basis voor een stevige en stabiele vloer. We waren jong en moesten opboksen tegen de gevestigde systemen. Daarom gaven we zwart op wit garantie op onze vloer. Dat gaf voor veel kwekers de doorslag om voor onze vloer te kiezen, maar zorgde er ook voor dat we nog actiever gingen werken aan de voortdurende kwaliteitsverbetering van onze vloeren.”
De eerste “vloer” buiten de eigen regio werd aangelegd in de Noordoostpolder. Hugo: “Dat was in onze beleving heel ver weg. Ik weet nog dat we ’s morgens vroeg door de moeder van Alex uitgezwaaid werden. We hadden ingeschat dat het een dag werk zou zijn en beloofden de kweker dat het ook die dag klaar zou zijn. Maar het bleek heel veel meer te zijn. Om vier uur ’s middags zei die kweker dat we het nooit zouden redden, waarop Alex antwoordde ‘het is nog geen morgen’. Het was inderdaad de volgende morgen 6 uur toen we eindelijk weer in de vrachtwagen zaten richting Waddinxveen.”
Omdat de Nederlandse tuinbouw wereldwijd met stip op één staat, kwamen er ook in die tijd al veel buitenlandse kwekers en stagiaires naar ons land. Daardoor kregen we steeds vaker aanvragen vanuit andere landen. Meestal per fax. In het begin reageerden we daar helemaal niet op. We spraken de taal niet en hadden ook geen idee hoe we dat aan zouden moeten pakken. Totdat Pierre Javoy uit de omgeving van Orleans op zo’n 700 kilometer van Moerkapelle bij ons aanklopte. Een Franse jongen die in Boskoop stage had gelopen en kennis had gemaakt met onze vloeren. Dat werd ons eerste grote buitenlandse avontuur. Maar daar bleef het voorlopig ook bij.
Ondertussen had het bedrijf ook een andere naam gekregen: ErfGoed. “We stoorden ons eraan dat medewerkers zeiden dat ze ‘voor Alex en Hugo werkten’. Dat paste totaal niet bij onze bedrijfsfilosofie en manier van werken. Vanaf het begin zijn we namelijk een team geweest en hebben we met elkaar het bedrijf opgebouwd tot wat het nu is. Daarom wilden we van de naam De Jong & Paans af. Die nieuwe naam zorgde voor nieuw elan. Inmiddels zijn we in veel landen binnen de tuinbouwsector een bekend merk geworden.
Hugo: “In 2008 zagen wij het werk teruglopen; de crisis manifesteerde zich ook in de tuinbouw. Al snel hebben we daarom als team gesproken over de vraag hoe we verder moesten. Gaan we naar het buitenland, of moeten we inkrimpen? En als we kleiner moeten worden, wie moet er dan uit? Het antwoord was duidelijk: niemand! Iedereen was bereid zijn schouders eronder te zetten, en dus ook naar het buitenland te gaan. Dat is wel een hoogtepunt in de historie van ons bedrijf. Dat het hele team zei: dat gaan we doen. Dat raakt me nog steeds.”
“Aanvankelijk dachten we dat het tijdelijk was. Maar de buitenlandse markt is enorm gaan groeien. Nu zijn we wereldwijd actief. Dat is niet meer weg te denken. Seizoenen vloeien in elkaar over, waardoor we het hele jaar druk zijn. Ik heb veel respect en waardering voor onze mensen, want dit doen we met elkaar.” Bij ErfGoed werken we als een team. We hebben elkaar nodig. Het internationaal werken heeft een nieuwe dimensie gegeven aan ons bedrijf.
Alex: “Het buitenland vraagt wel om een andere aanpak. Je moet echt wel goed weten wat je ter plaatse allemaal nodig hebt en je moet dat ook allemaal ter plaatse beschikbaar hebben. Dat vraagt om een heel zorgvuldige voorbereiding.” Omdat het werk in Canada en de Verenigde Staten steeds meer toeneemt, heeft ErfGoed nu ook een eigen vestiging in Ontario, Canada.
“Niet alleen materialen, ook de personeelsinzet moeten we heel goed plannen. We zoeken steeds meer naar medewerkers in andere landen. Zo hebben we inmiddels lokaal opgeleide mensen in Canada en Brazilië, waardoor er minder mensen vanuit Nederland op en neer hoeven te reizen. Want ook in Nederland is er veel werk.”
“We groeien niet alleen in de breedte, maar ook in de diepte. We blijven zoeken naar verbeteringen en vernieuwingen. Zo hebben we ons de laatste jaren toegelegd op de ontwikkeling van een totaalconcept. Werden we voorheen uitsluitend gevraagd voor de aanleg van de teeltvloeren, tegenwoordig bieden we ook watertechniek, automatiseringstoepassingen, elektra en betonpaden aan.
Als het om een dieptepunt gaat, noemen Alex en Hugo allebei het tragische ongeval dat hun medewerker Aris Verduijn overkwam tijdens de uitvoering van zijn werk bij ErfGoed. Hij verongelukte daarbij op zestienjarige leeftijd. Dat heeft diep ingegrepen in het team.
Een belangrijk hoogtepunt voor beide mannen is de verhuizing naar de Bredeweg in Moerkapelle geweest. “Daarmee kregen we een eigen locatie met ook nog eens een flinke kwekerij achter ons bedrijf. “Die tuin verhuren we, en geeft ons tevens de mogelijkheid om allerlei praktijkproeven te doen.” Ook een eigen laboratorium en proeftuin maken deel uit van het bedrijfsgebouw in Moerkapelle. “We doen meerdere proeven in samenwerking met de Wageningen Universiteit Glastuinbouw. Daarmee onderbouwen we op een wetenschappelijke manier de voordelen die de teeltvloer aan de gebruiker biedt. En we testen alle nieuwe ideeën voordat we ze in de praktijk toepassen.”
Hugo: “In de afgelopen decennia is er veel veranderd in de tuinbouw. De ontwikkelingen volgen elkaar razendsnel op. Ook onze teeltvloer is niet meer te vergelijken met die uit de jaren negentig van de vorige eeuw. En over tien jaar zullen we ongetwijfeld hetzelfde zeggen over de vloer van nu. De tuinbouw in Nederland is tenslotte nooit uitontwikkeld. Samen met onze partners blijven wij werken aan innovatie.”
Voor de toekomst verwachten de mannen dat de teeltvloeren steeds meer toegepast zullen gaan worden in de groente- en de fruitteelt en medicinale kruiden. “We hebben te maken met een groeiende wereldbevolking en daarmee met een toenemende vraag naar voedsel. Graag leveren we met ons topproduct hieraan onze bijdrage.”